24 Parfums uit het Oude Rome
1. Abrotoninum
Om dit parfum te maken nam men acht pond blaadjes van citroenkruid en elf pond en vijf ons hennabalsem, weekte ze een dag en nacht lang in olie en liet ze daarna uitlekken. Als men wou dat het parfum langer goed bleef, kon men de oude blaadjes weggooien en er nieuwe toevoegen, waarna het weer werd uitgeperst.
2. Amaracinum of sampsuchinum
Marjoleinparfum kwam uit Kos, maar ten tijde van Plinius was die uit Cyprus en Mitylene de beste. Het parfum werd van de wortels van marjolein gemaakt, waaraan omphacium[124] en riet werden toegevoegd. Soms voegde men ook nog andere ingrediënten toe, zoals honing, bloem of zout, monnikspeper, alles genezend kruid en allerlei soorten buitenlandse kruiden. Volgens Theophrastus kleurde men het zoete marjoleinparfum. Dioscorides beweerde dat het beste dan weer uit Cyzicus kwam en het gemaakt werd van de olie van onrijpe olijven en behennotenolie, gedikt met houtbalsem, biezen en riet en het werd gezoet met marjolein, Indische heester, amoom, nardus, balsemfruit (carpobalsam) en mirre. Wie het duurder wou maken, kon er kaneel bij doen. Honing en wijn werden gebruikt om de kruiken in te smeren en om een vloeistof te hebben waarin de aroma’s konden weken. Bij een ander recept werden wilde tijm, wilde lavendel, citroenkruid, bloemen van waterkers, blaadjes van mirte en marjolein samen gemalen en overgoten met omphacium, waarna het vier dagen rustte. Daarna werd er nog eens dezelfde hoeveelheid verse kruiden toegevoegd en liet men het weer vier dagen weken om de geur sterker te maken. Volgens het prijsedict van Diocletianus (V.34) uit 301 n.C. bedroeg de prijs van marjoleinolie per pond 100 denariën.
3. Anethinum
Dit parfum werd bekomen door elf pond en acht ons bloemen van dille voor een dag in acht pond en negen ons olie te laten weken. Daarna werd ze met de hand uitgewrongen en opgeborgen. Een tweede persing was mogelijk, maar dan moest men nieuwe bloemen van dille toevoegen.
4. Cinnamominum.
Dit parfum was gebaseerd op kaneel en hieraan werd behennotenolie, houtbalsem, riet, biezen, balsemzaad, mirre, kaneel, balsemfruit en geurende honing toegevoegd. Het is de dikste zalf en zijn prijs varieert tussen 35 en 300 denariën.
5. Crocinum
Saffraanbalsem kwam oorspronkelijk uit Soloi te Cilicië en later uit Rhodos, maar de beste kwam uit Aegina en Cilicië. De olie werd gemaakt van saffraan en er werd cinnaber, ossentongwortel en wijn toegevoegd, waarna het parfum meteen klaar was voor gebruik. Volgens Dioscorides moest de olie op dezelfde manier als susinum gedikt worden en daarom most je drie en een halve pond van de gedikte olie van susinum vermengen met acht theelepels saffraan en het vijf dagen lang regelmatig roeren. Op de zesde dag goot men de olie uit en scheidde men het mengsel van de saffraan, waarover dezelfde hoeveelheid nieuwe olie gegoten werd en dertien dagen lang geroerd werd. Daarna moest men het mengsel met 40 theelepels mirre mengen, waarna men het parfum kon opslaan.
6. Cyphi
Cyphi was een parfum van de goden dat vooral door de priesters in Egypte overvloedig gebruikt werd. Men had voor de productie van dit parfum een liter henna, evenveel rijpe jeneverbessen, zes kilo dikke rozijnen, twee en een halve kilo hars, een halve kilo riet, aspalathus, biezen, twaalf theelepels mirre, vijf liter oude wijn en een kilo honing nodig. De stenen werden uit de rozijnen gehaald en gemalen, waarna ze verwerkt werden met de wijn en mirre. Daarna werden de andere ingrediënten gemalen en gezeefd en bij het vorige mengsel gevoegd en liet men de vloeistof één dag lang trekken. Hierna werd de honing gekookt en mengde men het gesmolten hars erin, waarna dit met al de rest in een kruik van klei werd gegoten.
7. Cyprinum (kypros)
Hennabalsem kwam uit Cyprus en later uit Egypte, waarbij die uit Sidon en Egypte de beste waren. Om dit parfum te maken nam men eerst olie van onrijpe olijven, waarvan men een deel met regenwater mengde en een ander deel met de geurende kruiden. Daarna nam men vijf en een halve pond aspalathus, zes en een halve pond riet, een pond mirre, drie pond en negen ons kardemon en negen pond en vijf ons olie. Men maalde en weekte de aspalathus, strooide ze in het water en kookte ze met de olie. Daarna werd de mirre in oude welriekende wijn gedrenkt, werd het gemalen riet met de mirre geweekt, haalde men de aspalathus eruit en deed men het mengsel van riet erin. Wanneer men alles samen had gekookt, werd de olie uitgeperst, over de kardemon gegoten, die in de rest van het water was geweekt, en roerde men alles tot het koud had. Daarna liet men de olie uitlekken en voegde men 46 pond en acht ons hennablaadjes toe in de 28 pond olie die men eerst liet weken en daarna uitperste. Deze persing kon verschillende keren opnieuw uitgevoerd worden, maar men moest telkens nieuwe bloemen nemen. Soms werd er ook hennaolie, citroenkruid en alles genezend kruid toegevoegd. Wanneer men sesamolie toevoegde, bleef het parfum vier jaar goed en wanneer men kaneel toevoegde kwam de geur beter tot zijn recht. Het produceerde een groene kleur, maar volgens Theophrastus werd ze kleurloos gemaakt. Hennabalsem kostte 50 denariën per pond volgens het prijsedict van Diocletianus (V.34) uit 301 n.C.
8. Elatinum
Dit parfum werd gemaakt door komkommer te breken en te vermalen, waarna het in een pot werd gelegd en overgoten werd met omphacium. Na drie dagen rust werd het mengsel uitgeperst. Elk ingrediënt moest evenveel wegen en wanneer het in een propere pot werd bewaard, was het klaar voor gebruik.
9. Gleucinum
Gleucinum is een mengeling van olie van onrijpe olijven, biezen, riet, Keltische nardus, spatha, aspalathus, klaver, Indische heester en vinandea. De vinandea werd in een kruik gelegd, samen met de kruiden, wijn en olie en veertig dagen lang tweemaal per dag geroerd.
10. Iasmelaium
Wanneer men twee ons jasmijnbloemen in een halve liter sesamolie liet weken bekwam men dit parfum.
11. Irinum
Voor de productie van irisparfum nam men eerst zes pond en acht ons spatha of elata en drieënzeventig pond en vijf ons olie waarbij er twee en een halve liter water gemengd werd. Dit moest gekookt worden tot het de geur van spatha opgenomen had en daarna uitgeperst worden in een bassin, besmeerd met honing. In deze gedikte olie werd dan de iris geweekt. Een alternatief voor dit recept bestond uit het koken van vijf pond en twee ons houtbalsem en zeventig pond en vijf ons olie, waarna de houtbalsem eruit werd gehaald en negen pond en tien ons riet en graantjes van mirre, geweekt in oude geurende wijn, werden toegevoegd. Daarna werd er veertien pond van deze gedikte en gearomatiseerde olie genomen waarin evenveel geplette irissen twee dagen en nachten werden geweekt, waarna het mengsel uitgeperst werd. Net als bij andere parfums, kon de persing nog enkele keren herhaald worden met nieuwe hoeveelheden iris. Soms werden er nog andere ingrediënten toegevoegd, zoals honing, bloem of zout, omphacium, monnikspeper, alles genezend kruid en allerlei soorten buitenlandse substanties. De productie van dit parfum gebeurde het best drie jaar nadat de iris verzameld werd en bleef zes jaar goed. Irisparfum kwam oorspronkelijk uit Korinthe, maar later ook uit Cyzicus. De beste werd echter gemaakt in Perga, Pamphylië en te Elis in Achaea. Volgens het prijsedict van Diocletianus (V.34) uit 301 n.C. kostte irisolie 30 denariën per pond.
12. Megalium
Dit parfum bestond uit een mengeling van behennotenolie, balsem, riet, biezen, houtbalsem, wilde lavendel, kaneel, mirre en hars en moest tien dagen en nachten constant geroerd worden terwijl het kookte tot het geen geur meer had. Bij het afkoelen kreeg het parfum echter zijn geur terug. Volgens Dioscorides bevatte het dezelfde ingrediënten als amaracinum, maar werd er hars of terpentijn aan toegevoegd. Dit parfum werd vermoedelijk gekleurd.
13. Melinum
Kweeperenzalf kwam van Kos en het kon zowel van de kweeperenboom (cotoneis) als van de kweeappelboom (strutheis) komen. De olie werd eerst aangescherpt en wanneer het koud was, werden de kweeperen toegevoegd, die er terug uit werden gehaald voor ze zwart werden. Deze kleurloze olie werd gemengd met omphacium, hennaolie, sesamolie, balsem, biezen, wilde lavendel en citroenkruid. Dioscorides geeft ons echter een ander recept, waarbij je eerst drie liter olie en vijf liter water moest mengen en dan drie ons geplette spatha of komkommers toevoegen en een ons van geurende biezen. Wanneer dit mengsel drie dagen gerust had, werd het gekookt en de olie eruit geperst, in een pot gegoten met erover een rieten mand en daarboven de afgedekte kweeperen en zo liet men het lang genoeg staan tot de olie de geur uit de kweeperen had gehaald. Een andere manier bestond erin het fruit tien dagen lang te bedekken zodat de zoete geur erin bleef, waarna ze twee dagen en nachten geweekt werden in olie. Daarna perste men de olie eruit en deed het in een kruik.
14. Mendesium
Dit Mendesparfum bestond uit behennotenolie, hars, wilde lavendel en mirre en maakte andere mengsels zwart. Soms werd er kaneel bij gedaan, maar in principe was dit niet nodig.
15. Metopium
Ten tijde van Plinius was dit parfum enorm geliefd. Het kwam uit Egypte en de olie werd geperst uit bittere amandelen en daarna gemengd met omphacium, kardemon, biezen, riet, honing, wijn, mirre, balsemzaad, gom en hars van de terpentijnboom. De olie werd gemaakt door gedroogde amandelen te malen en daarover warm water te gieten. Na een half uur intrekken werd het uitgeperst, waarna er opnieuw water werd over gegoten en men het liet intrekken.
16. Myrthum-Laurum
De goedkopere soorten parfum waren samengesteld uit mirte en laurier, waarbij marjolein, lelies, Grieks hooi, mirre, wilde lavendel, nardus, biezen en kaneel werden toegevoegd. De olie van mirte werd gemaakt van blaadjes en de vruchten, dat van de laurier enkel van de vruchten.
17. Narcissinum
Ten tijde van Plinius werd narcisbalsem niet meer geproduceerd, maar bij Dioscorides bestaat er wel nog een recept van. Men kookte olie en aspalathus samen, waarna de aspalathus eruit gehaald werd en er vijf pond en acht ons riet en geplette graantjes van mirre toegevoegd werden. Dit werd gekookt en na afkoeling werd de olie eruit geperst, die men dan in een kruik goot. Hierbij voegde men een grote hoeveelheid narcisbloemen en liet het mengsel twee dagen rusten. Na het uitpersen werd het herhaaldelijk van de ene in de andere kruik gegoten.
18. Nardinum/foliatum
Nardusparfum of bladparfum werd gemaakt van omphacium of van behennotenolie, biezen, Indische heester, nardus, amoom, mirre en balsem. Het kon ook gemaakt worden met het blad van malobathrum, maar dit was niet altijd het geval.
19. Ociminum
Om dit parfum te maken nam men elf pond en acht ons koningskruid, haalde de blaadjes eraf, weekte ze een etmaal in twintig pond olie, perste ze daarna uit en bottelde ze. Daarna haalde men de blaadjes uit de mand, goot men er eenzelfde hoeveelheid olie over en perste het mengsel uit, waarna men dezelfde hoeveelheid nieuw koningskruid toevoegde, liet weken en zo verder. Tot slot werd de olie van de eerste persing erover gegoten, waarna de blaadjes bleven liggen en nog eens geweekt en geperst werden. Bij iedere persing moest er nieuw koningskruid toegevoegd worden. Dit parfum kon ook gemaakt worden van onrijpe olijven, maar deze manier was minder goed.
20. Oinanthemum
Oorspronkelijk kwam dit parfum uit Cyprus, maar later kwam het ook uit Adramytteüm. Wanneer je de zoet ruikende scheuten of knoppen van de wilde druif droogde, daarna in omphacium deed, alles goed roerde en twee dagen liet rusten, verkreeg je na de persing dit parfum.
21. Regale unguentum
De climax van luxe was dit koninklijk parfum, gemaakt voor de koning van de Parthen. Het bestond uit behennotenolie, Indische heester, amoom, Syrische kaneel, kardemon, nardus, gamander, mirre, wilde lavendel, storaxgom, ladanum, balsem, Syrische riet en biezen, wilde druiven, welriekende zalf van een laurierachtige plant, zijde, henna, aspalathus, alles genezend kruid, saffraan, gladiool, marjolein, lotus, honing en wijn. Behalve de Illyrische iris en de Gallische nardus groeide er geen enkel ingrediënt van dit parfum in Europa, waardoor het heel speciaal en duur was.
22. Rhodinum
Rozenparfum kwam oorspronkelijk uit Phaselis en later uit Napels, Capua en Praeneste. Het was één van de meest verspreide parfums omdat de roos overal in grote hoeveelheden groeide. Voor de productie maalde je eerst vijf pond en acht ons geurende biezen die je in water weekte en daarna kookte. Daarna liet men het trekken in twintig pond en vijf ons olie en voegde men er duizend droge rozenblaadjes aan toe. Men mengde alles goed met in honing ingesmeerde handen en na een nachtje rust werd het mengsel uitgeperst. Wanneer de droesem naar beneden was gezonken, goot men alles in een andere pot. De rozen deed men in een kleine pot en daarover goot men acht pond en vijf ons gedikte olie en mengde alles. Dit zorgde uiteindelijk voor de tweede persing en zo kon je verder gaan, maar het maximum was zeven persingen. Sommigen gebruikten een andere methode en lieten een halve pond rozenblaadjes trekken in een halve liter olie en vervingen de blaadjes om de acht dagen. Men liet ze veertig dagen in de zon rusten en daarna was het parfum klaar voor gebruik. Sommigen dikten eerst de olie door er riet en aspalathus aan toe te voegen. Volgens Plinius werd er ook omphacium, saffraanolie, gembergras, cinnaber, wijn en bloem aan toegevoegd. Rozenparfum had een witte kleur, maar soms werd ossentongwortel toegevoegd om het een kleurtje te geven. Volgens het prijsedict van Diocletianus (V.34) uit 301 n.C. kostte één pond van de beste rozenolie 80 denariën en de tweede kwaliteit 50 denariën.
23. Susinum
Dit parfum werd ook wel lilinum of liliaceum genoemd. Eerst moest je negen pond en vijf ons olie mengen met vijf pond en drie ons riet en vijf ons mirre, gedrenkt in geurende wijn. Na het koken zeefde men de olie en voegde men drie pond en zes ons kardemon toe. Wanneer het genoeg had geweekt, perste men het uit. Men goot drie en een halve pond van deze gedikte olie over 1000 lelies waarvan de blaadjes werden geplukt en mengde alles met de handen, die ingesmeerd waren met honing. Na een rustperiode van 24 uur werd de olie door het zeven van het water gescheiden. Het aromatische goedje werd uit de mand gehaald, in een kruik gegoten waarover opnieuw dezelfde hoeveelheid olie werd gegoten. Hierbij werden tien theelepels kardemon gemengd en werd de olie uitgeperst, die nog eens werd overgoten en uitgeperst na toevoeging van kardemon en zout. De olie van de eerste persing werd daarna gegoten over duizend lelies waarvan de blaadjes waren afgehaald en zo herhaalde men dit keer op keer. De olie van de eerste persing was de beste, daarna die van de tweede persing en de derde bezat de minste kwaliteiten. Wanneer men dacht dat de olie op zijn best was, mengde men tweeënzeventig theelepels van de beste mirre, tien theelepels saffraan en 75 theelepels kaneel erbij, goot dit mengsel in een kruik met water en deed de olie van de eerste persing erover. Hetzelfde deed men ook met de andere persingen. Sommigen maakten dit parfum met behennotenolie of alleen met de olie en de lelies. Het parfum dat gemaakt werd in Phoenicië en Egypte was het beste.
24. Telinum
Om dit parfum te maken moest men vijf pond Grieks hooi, één pond riet en twee pond henna zeven dagen weken in negen pond olie en het drie keer per dag roeren, en dan persen. Sommigen gebruikten kardemon in plaats van riet en balsem in plaats van henna en weekten hen samen. Anderen dikten er eerst de olie mee en weekten pas later het Grieks hooi erin. Volgens Plinius voegde men ook klaver, honing, gamander en marjolein toe. Dit parfum was het meest geliefd ten tijde van Menander, een auteur van komedies, maar later werd de voorkeurspositie van telinum ingenomen door megalium.
Drs. Christiaan Janssens
CRO Akwa Wellness
Bronnen
H. Amrein (2001) L’atelier de verriers d’Avenches. L’artisanat du verre au milieu du 1er siècles après J.-C. (Cahiers d’archéologie romande 87, Aventicum 11) Lausanne.
L. J. Archer et al. (1994) Women in ancient societies. An illusion of the night, New York.
J. Assa (1963) De vrouw in het oude Rome, Utrecht-Antwerpen.
J. P. V. D. Balsdon (1974) Roman women: their history and habits, Londen.
D. Balsdon (1989) Die Frau in der römischen Antike, München.
G. J. M. Bartelink (1975-1985) Woordenboek der Oudheid: encyclopedisch overzicht van de Grieks-Romeinse wereld, het oude Nabije Oosten, het oude Egypte, het vroege christendom, Rome.
R. A. Bauman (1992) Women and politics in ancient Rome, Londen.
J. C. Béal (1983) Catalogue des objets de tabletterie du musée de la civilisation gallo-romaine de Lyon, Lyon.
R. Berg (2002) Wearing Wealth. Mundus muliebris and ornatus as status markers for women in imperial Rome, in: P. Setälä et al. (eds) Women, wealth and power in the Roman empire (Acta Instituti Romani Finlandiae 25) Rome, 15-73.
C. Bianchi (1995) Spilloni in osso di età romana. Problematiche generali e rinvenimenti in Lombardia, Milaan.
J. H. Blok (1984) Vrouwen in de antieke wereld – isolement en integratie, Lampas 17, 5-80.
H. Borger (1977) Das Römisch-Germanische Museum Köln, München.
I. Bragantini en M. de Vos (1982) Museo nazionale romano. Le Pitture II, 1, Rome.
J. - P. Brun (1998) Une parfumerie romaine sur le forum de Paestum, Mélanges de l’école française de Rome. Antiquité 110-1, 419-472.
J.-P. Brun (2000) The production of perfumes in Antiquity: the cases of Delos and Paestum, American Journal of Archaeology 104, 277-308.
R. Cappelli (1992) Bellezza e lusso. Immagini e documenti di piaceri della vita, Rome.
J. Carcopino (1939) La vie quotidienne à Rome à l’apogée de l’Empire, Parijs.
J. Carcopino (1985) Daily life in ancient Rome. The people and the city at the height of the Empire, Harmondsworth.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten